De erfelijke eigenschappen van een kat worden, als bij alle levende organismen, bepaald door de genen. Een kat heeft 19 paar chromosomen, elke chromosoom is gevormd uit een reep DNA (Double Deoxyribonucleic Acid), die op zijn beurt weer bestaat uit duizenden stukjes, genen genaamd. Het geslacht is afhankelijk van de X en de Y chromosomen. Poezen zijn XX en katers XY. Een poes geeft dus alleen maar X door, de kater bepaald het geslacht van een kitten. Chromosomen bevatten alle erfelijke eigenschappen, zoals de bouw, de vachtlengte, de tekening en kleur van de vacht, etc.
Chromosomen en kleur
Alle katten hebben een gen voor rood. Rood komt alleen op de X voor en is dus geslachtsgebonden. Het X chromosoom met het gen voor rood word aangeduid met XO, O is voor dominant rood. De kat is dus zichtbaar rood of heeft rode vlekken (schildpad). Het X chromosoom zonder het gen voor rood is Xo, o voor recessief rood. De kat is nu elke andere kleur (alle andere kleuren zijn een variatie op zwart,bv. blauw en chocolate). Een kater heeft maar één X en is dus XOY (rood) of XoY (zwart). Een poes kan zijn XoXo (zwart); XOXo of XoXO (schildpad) of XOXO (rood). Rode poezen hebben dus altijd een rode vader, rode katers altijd een rode of schildpad moeder.
Alle katten dragen in hun chromosomen een gen voor een harde of verdunde kleuren. Voor harde kleuren is dat het gen D en voor verdunde kleuren d. Het gen voor harde of echte kleuren D is dominant ten opzichte van het gen voor verdunde kleuren d. Is de kat homozygoot voor harde kleuren DD (zwart, chocolate of bruin, cinnamon, rood of schildpad) krijg je een kat met harde kleuren. Is de kat heterozygoot Dd (dus een gen met verdunde en een gen met harde kleuren) krijg je een kat die zichtbaar een harde kleur heeft, maar wel een verdunde kleur kan erven. Als een kat homozygoot de verdunde gen heeft dd, krijg je een kat met zichtbaar verdunde kleuren (blauw, lilac, fawn, creme of blauw creme).
De haarkleur word geproduceerd door de huidcellen die het pigment in de haren als het ware voeden. Het inhibitor gen, gen I, houdt het pigment tegen in het begin van de haren. Dit zorgt voor een variëteit van subtiele patronen, die veranderd van kleur als de kat beweegt. Bij een effen kat krijg je dan smoke, met een witte ondervacht. Bij gestreepte katten is het zilver en iets moeilijker te zien, deze hebben vaak een lichte of witte ondervacht. Het gen I kan op vele malen in de vacht voorkomen, een kat met een hoop gen I krijgt een hele lichte vacht met een klein gekleurd topje (shaded).
Het gen I is niet het enige gen die de kleuren in de haren hun plek wijst. Het regelt ook de temperatuur gevoelige extremiteiten, deze worden points genoemd. Point katten hebben een lichte lichaamskleur en donkere “points”, dit zijn hum oren, voeten, staart, en neus. Point katten hebben een warmte gevoelig enzym in hun pigmentcellen in de huid, die hun patroon veroorzaakt. Bij de normale lichaamstemperatuur is de vacht het lichtst, bij de koude punten word het enzym geactiveerd en krijgt een donkere kleur. Omdat het temperatuur gevoelig is worden deze kittens wit geboren. Katten uit een koude omgeving worden donkerder dan katten uit een warme omgeving, alle point katten worden ook donkerder naar mate zij ouder worden.
Alle katten dragen ook een bepaald patroon, ook de effen gekleurde katten. Geneticie noemen het dominante agoeti gen A. Effen katten hebben een genetisch recessief gen voor agoeti, non agoeti gen a. Een effen kat is dus homozygoot aa. Een heterozygote kat Aa heeft dus een tabby patroon, maar kan wel effen erven. Een homozygote kat AA heeft een tabby patroon en alle zijn kittens zullen dat ook hebben. De tabby genen hebben nog verschillende patronen, sommigen zijn dominant en andere recessief. Ticked is het meest dominant van alle patronen. Gestreept is dominant over gemarmerd, gevlekt en effen, maar niet over ticked. Gevlekt is dominant over gemarmerd en effen, gemarmerd is alleen dominant over effen.
Dominante en recessieve genen
Witte aftekening is dominant over geheel gekleurd. Een kat met wit kan het gen SS of Ss hebben, met Ss kan de kat wel zonder wit erven, SS kan alleen kittens met wit geven. Een kat met het gen ss heeft geen witte aftekening. Wit haar heeft geen kleur producerend pigment. Geheel witte katten hebben een dominant gen W. De witte kat draagt wel een kleur (die is terug te halen bij de (groot) ouders of door te fokken), maar is niet te zien. Doofheid word wel geassocieerd met het gen W en S, al hoewel het het meer voorkomt bij witte katten met blauwe ogen, als bij witte katten met groene, odd eyed en gele ogen. Witte katten zijn geen albino katten, albino katten hebben ook geen kleur in de ogen.