Houden van katten is vaak moeilijker dan men denkt. In de zin van ‘het liefhebben van katten' begint menig fokker vol goede moed. Toch worden er in de praktijk soms afwegingen gemaakt die tegen het belang van de kat ingaan. Ook in de andere betekenis van ‘houden van' (het verzorgen en huisvesten van) katten, gaat menig fokker over de schreef. Ieder mens heeft een afwegingsmechanisme tot zijn/haar beschikking dat voor een deel emotioneel en voor een ander deel rationeel is. Men zou dat ‘ethiek' kunnen noemen. Hierbij gaat het – voor ieder persoonlijk – om een gevoel over wat juist en onjuist, recht en onrecht is. Het is een afweging die, als men de eigen verantwoordelijkheid onderkent, de behoefte oproept ‘er iets aan te doen': d.w.z. het onjuiste recht te zetten en/of te voorkomen.
De gezamenlijke beleving van een groep mensen leidt allereerst tot groeps-ethiek, een gezamenlijk normbesef, op basis waarvan afwijkende visies (meestal ‘ruimere' opvattingen) worden gecorrigeerd. Vervolgens kan de groep besluiten de verantwoordelijkheid op zich te nemen en de gezamenlijk beleefde normstelling in wet- en regelgeving vast te leggen. En hier komen we (als kattenliefhebbers/fokkers) in de problemen, want hoe vertalen we de complicaties en nuances van elke dag in een regelgeving die recht doet aan alle belangen die hierbij een rol spelen?
In de Cat Fancy zijn veel zaken die dringend bijsturing behoeven. Als we terugkijken op de veranderingen die een aantal rassen in de laatste decennia hebben ondergaan, kunnen we niets anders dan concluderen dat er het een en ander fout is gegaan. We worden veelvuldig geconfronteerd met erfelijke afwijkingen bij veel rassen. Bovendien worden er, door het bewust selecteren op extreme kenmerken, katten gefokt die in hun biologisch functioneren worden belemmerd. Desalniettemin zijn we het er (hopelijk) met zijn allen over eens, dat we geen katten mogen fokken die gedoemd zijn te leven met een gebrek aan gezondheid en/of welzijn. Toch worden zij geboren terwijl men dat in een aantal gevallen wellicht had kunnen voorkomen. In de meeste gevallen echter niet, althans niet met korte-termijn-maatregelen.
Tenzij we bereid zijn hele rassen weg te vagen door rigoureus ingrijpen d.m.v. fokverboden (de directe methode) of door overselectie op een of enkele kenmerken( de indirecte weg) zullen we een andere methode moeten toepassen. We zullen corrigerend moeten optreden maar wel met beleid. Bijsturing zal genuanceerd moeten gebeuren als we willen voorkomen dat het middel erger is dan de kwaal.
Voordat we ingaan op de huidige situatie van onze raskatten, zullen we eerst eens terugblikken op het ontstaan van de raskat.
Het ontstaan van de raskat
Hoewel de kat al duizenden jaren is gedomesticeerd, is het bewust fokken van rassen pas vrij recentelijk ontstaan. Het was dhr Harrison Weir die op het lumineuze idee kwam een kattententoonstelling te organiseren op 13 juli 1871. Tevens stelde hij de eerste “Points of Excellence” op, de voorloper van de huidige rasstandaarden. Vele mensen raakten toen besmet met de “kattenkoorts” en na deze eerste tentoonstelling voor katten zijn er nog velen gevolgd.
Ook het bewust fokken van verschillende rassen nam een aanvang; men stelde standaarden op en ging aan de slag. Zo werd de kat gepromoveerd van muizenvanger tot elegante salonheld(in). Omdat katten, anders dan honden, niet geschikt zijn voor de jacht, vechtsporten, bewaken enz., concentreerde men zich bij het fokken op het uiterlijk van het dier. De kattententoonstellingen waren (en zijn) daarom uitsluitend schoonheidswedstrijden omdat de katten nagenoeg uitsluitend op hun uiterlijk worden beoordeeld. Het karakter en de gezondheid van het dier zijn hierbij van ondergeschikt belang.
Na de 2e W.O. kwam het fokken en houden van raskatten pas echt van de grond. Was het voorheen een hobby uitsluitend weggelegd voor de ‘happy few', door de toenemende welvaart konden meer en meer mensen zich deze hobby permitteren. Ook het feit dat er inmiddels een vaccin was tegen de zo gevreesde kattenziekte gaf aan het fokken een flinke impuls.
Door selectie op bepaalde kenmerken ontstonden er vele nieuwe rassen naast de (van oorsprong) “natuurlijke” rassen zoals o.a. de Siamees, de Blauwe Rus en de Turkse Angora. Ook de natuurlijke rassen werden “vervolmaakt” d.m.v. selectie. Slechts weinig rassen hebben hun oorspronkelijke uiterlijk behouden; de (Blauwe) Rus is hiervan een voorbeeld.
Vorm- en kleurvarianten ontstaan voortdurend in elke plant- en dierpopulatie door het optreden van spontane erfelijke veranderingen: mutaties. Onder natuurlijke omstandigheden verdwijnen de meeste weer, maar bij de raskattenfok zijn veel van deze mutaties behouden en vastgelegd.
Oorzaken van de problemen bij raskatten
In de Cat fancy is het streven niet alleen kattenrassen in stand te houden maar tevens te verbeteren. In de rasstandaarden is vastgelegd aan welke exterieur eisen de ideale vertegenwoordiger van een bepaald ras moet voldoen. Fokkers proberen dit ideaalbeeld zoveel mogelijk te benaderen. De beloning volgt in de vorm van titels, bekers en linten op tentoonstellingen.
Het is echter dit streven naar “verbetering”, en met name in de laatste 2 decennia, dat in een belangrijke mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van de problemen die wij thans bij onze kattenrassen kunnen waarnemen.
De kat werd van gebruiksdier (verdelger van ongedierte) dat zichzelf maar moest zien te redden tot verwend huisdier. De kat kan inmiddels rekenen op een zorg en een medeleven zoals wij nauwelijks voor enige andere diersoort, met uitzondering van de hond, kunnen opbrengen. In het verleden vond er een harde natuurlijke selectie plaats tegen alles wat zwak of anderszins niet goed was. Ook onze huidige welwillendheid, tegenover niet-optimaal functionerende dieren, heeft een duidelijke schaduwzijde die in belangrijke mate aan het probleem bijdraagt.
Vanuit de diergeneeskunde worden ons in toenemende mate mogelijkheden geboden om allerlei kwalen te verhelpen. Hoewel een zegen voor het individu, is het vaak een vloek voor het ras omdat we hiermee een deel van de selectie op vitaliteit uitschakelen. M.a.w. veelal worden “kasplantjes” in leven gehouden en voor de fok ingezet.
Omdat er binnen de Cat Fancy, zoals eerder opgemerkt, geen andere mogelijkheden zijn om katten met elkaar te vergelijken, richtte men zich op het vergelijken van het exterieur om op basis daarvan de besten te kiezen. We kunnen inmiddels constateren dat hierbij te vaak compromissen zijn gesloten, ten koste van de gezondheid en het welzijn van de kat. Helaas moeten we zelfs constateren dat gezondheid en welzijn soms helemaal geen rol heeft gespeeld noch bij het fokken noch bij het keuren.
Tevens zorgden het onjuist formuleren en interpreteren van standaarden en het voeren van gesloten stamboeken voor een groot probleem; het inkruisen van onverwant genetisch materiaal werd beëindigd. Er ontstonden “raszuivere” katten. Door een rigoureuze selectie toe te passen op het “juiste” type werd het proces van verlies van erfelijk materiaal ingezet. Binnen de Cat Fancy zijn er onder de fokkers nog veel “puristen” te vinden.
Dit proces werd nog versterkt door het bewust of onbewust toepassen van lijnteelt. Sommige fokkers begrepen dat ze, door het toepassen van lijnteelt, veel gerichter het door hen gewenste type konden fokken. Andere fokkers deden onbewust aan lijnteelt omdat men niet over voldoende kennis en inzicht beschikte. Om deze redenen raakte men veel van de feno-( en uiteraard geno-)typische variatie kwijt, die optreedt zodra dieren met een verschillende erfelijke opmaak onderling worden gepaard. Op zichzelf, als de populatie voldoende groot is, en elke fokker zijn eigen lijn teelt, hoeft inteelt geen grote problemen op te leveren voor de kwaliteit en de toekomst van het ras.Integendeel, de toepassing ervan kan grote voordelen met zich meebrengen. De problemen doen zich voornamelijk voor, zodra fokkers op grote schaal gebruik maken van dezelfde katers. Dit betreft de katers die op tentoonstellingen zeer succesvol zijn. Zo worden alle lijnen (binnen een ras) aan elkaar verwant en worden behalve de goede, ook de schadelijke genen van een paar “Euro Kampioenen” over het hele ras uitgesmeerd. Dit verklaart ook de “plotselinge”,soms zelfs explosieve, toename in het voorkomen van erfelijke afwijkingen bij een aantal rassen.
Voor een aantal rassen had het vaststellen van de standaard vergaande consequenties, verder dan de zo juist beschreven ernstige verkleining van de genenpool. Veel mensen bezitten nu eenmaal de neiging tot overdrijven. Waar de standaard voorschreef dat de kat een slanke bouw moest hebben, ging men op zoek naar de allerslankste. Een korte snuit moest zo kort mogelijk en een brede schedel kon dus ook niet breed genoeg zijn. Door dit pad te betreden heeft men de balans tussen de uiterlijke en de functioneel gekoppelde kenmerken verstoord. Het is namelijk tamelijk eenvoudig om, via gerichte selectie, een aspect van het uiterlijk van de kat drastisch te veranderen; selectie op extreme kenmerken zoals bij de Pers en de Siamees. Soms werd men door de natuur in de kaart gespeeld d.m.v. mutaties zoals dat bij o.a. de Munchkin, de Manx en de Fold voorkomt. Men heeft bij deze “rassen” de afwijking tot norm verheven.
Een ander aspect dat een rol heeft gespeeld, is het feit dat de mogelijkheden tot veterinair ingrijpen enorm zijn verbeterd. Dat er in feite maar heel weinig over de kat en zijn genen bekend is, zorgt voor nog meer problemen. Het is bijvoorbeeld niet voor elke fokker duidelijk dat bepaalde problemen bij hun katten een erfelijke basis hebben en dat door met “gerepareerde” katten door te fokken men de volgende generaties met hetzelfde probleem opzadelt. Er heeft zelfs een zekere normvervaging opgetreden; men redeneert: “goed functioneren met behulp van veterinaire ingrepen” is toch ook goed functioneren? Het belang van het individu staat voorop en de belangen van de totale ras populatie raken steeds meer op de achtergrond. Ook het feit dat veel fokkers uitsluitend met de eigen “toko” bezig zijn, bemoeilijkt de situatie enorm.
Tussenbalans
De raskattenfokkerij is primair een wereld waarbij de aandacht is gericht op het individu. Dit geldt niet alleen voor de katten maar ook voor de mensen. Kattenfokkers zijn individuen die op basis van de bij hen aanwezige kennis en inzichten, trachten hun idealen na te streven met het ras waaraan ze hun hart hebben verpand. De bijdragen van al deze individuele fokkers geven samen het resultaat dat de buitenwereld als het ras als zodanig ervaart. Het probleem is echter dat de keuzes en prioriteiten van individuele fokkers van een ras niet altijd ten behoeve zijn van de gehele ras populatie. Er is veelal sprake van een sub-optimalisatie: de fokker maakt een verantwoorde keuze binnen haar/zijn cattery voor de volgende generatie maar op de lange termijn kan deze keuze catastrofaal zijn voor de totale ras populatie. Een voorbeeld hiervan is dat heel veel fokkers naar een en dezelfde dekkater gaan met hun poezen. Het resultaat van deze handelingen is uiteindelijk niet in het belang van het ras omdat de genetisch variatie hierdoor nog meer afneemt. Ook het te streng selecteren op uiterlijke “schoonheid” speelt een grote rol bij de afname van de genetische diversiteit binnen een ras.
De vraag is in hoeverre de huidige situatie bij “pro-bleem rassen” te verhelpen is. Bij een aantal kattenrassen komen erfelijke afwijkingen (en functioneringsproblemen met een – zeer waarschijnlijke – erfelijke basis) in hogere frequenties voor dan acceptabel is.
De ervaring in tal van fokkerij-programma's leert, dat er bijna altijd wel een weg terug is. Met een adequaat selectie-programma en uiteraard een fokbeleid gericht op preventie, kunnen de meeste problemen in een tijdsbestek van enkele generatie ( 5 tot 10 jaar) drastisch worden gereduceerd. Laten we echter niet vergeten dat erfelijke afwijkingen en stoornissen deel uit maken van het leven. Het is een utopie om te denken dat we alle erfelijke afwijkingen zouden kunnen voorkomen c.q. uitroeien. Er is geen enkel selectie- en preventie-programma dat een volledige eliminatie, van welke erfelijke “tekortkoming” dan ook, zou kunnen bewerkstelligen. Wat wel kan, is de frequenties reduceren tot een acceptabel niveau.
Mogelijk oplossingen
Zoals reeds eerder gesteld, is het nog niet te laat om de problemen binnen de kattenfokkerij tot een acceptabel niveau terug te dringen. Voorwaarde is wel dat we de zaak op alle fronten zullen moeten aanpakken.
A. Erkenningen beleid Zo is er allereerst een belangrijke rol voor de overheid (het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) weggelegd. De taak van de overheid is als volgt: men zal een wettelijk kader moeten scheppen waarbinnen de Cat Fancy kan opereren. LNV kan dit verwezenlijken d.m.v. een erkenningenbeleid aangaande de stamboekvoering en het tentoonstellen van katten. Op dit moment kan een ieder een nieuwe kattenvereniging oprichten indien de statuten en huishoudelijke reglementen, die de bestaande kattenverenigingen hanteren, haar of hem niet aanstaan.
B. Centrale Stamboek registratie Tot op heden voeren alle 14 kattenverenigingen in Nederland een eigen stamboek. Alleen door centralisatie is het mogelijk om te registreren en inventariseren welke problemen in welke mate bij welk ras zich voordoen.
C. Meldingsplicht gezondheids en/of welzijnsproblemen. We zouden voor de fokkers en de dierenartsen een meldingsplicht op bovengenoemd gebied kunnen instellen. Ook deze gegevens zullen centraal geregistreerd moeten worden.
D. Fok en adviescommissie Er zou een fok en adviescommissie in het leven geroepen moeten worden waarin diverse externe deskundigen zitting zouden hebben. Deze deskundigen zouden aan de hand van de informatie van de centrale stamboek registratie en andere gegevens verstrekt door fokkers en dierenartsen een fokplan kunnen opstellen per ras. Ook zou men de individuele fokker fokadviezen kunnen geven. Een dergelijke commissie zou in ieder geval uit een geneticus, een dierenarts en een aantal andere externe deskundigen moeten bestaan.
E. Soepeler stamboek voering Voor veel rassen geldt dat men de katten uitsluitend met vertegenwoordigers van dat ras mag kruisen. Er zou geïnventariseerd moeten worden in welke gevallen daarvan afgeweken kan en moet worden.
F. Aanpassingen standaarden Op dit moment is het mogelijk om diverse, veelal sterk afwijkende, interpretaties aan bepaalde standaarden te geven. Ook laten veel standaarden teveel ruimte over voor het tot in het extreme doorfokken van bepaalde kenmerken. Bekeken moet worden welke standaarden aangepast moeten worden. Dit zou in overleg met keurmeesters en externe deskundigen kunnen gebeuren.
G. Keurmeesters De bestaande keurmeesters zouden een her- of bijscholing moeten volgen waarbij de nadruk meer wordt gelegd op de gezondheid- en welzijnsaspecten die een bepaald keurbeleid met zich mee brengt. Aspirant-keurmeesters zal een cursus geboden moeten worden waarbij de gezondheid en het welzijn van de kat meer aandacht krijgt en men het “belang” van een bepaald gewenst uiterlijk in het juiste perspectief weet te zetten. Alle keurmeesters zullen ervan doordrongen moeten worden dat zij persoonlijk mede-verantwoordelijk zijn voor het lot van een bepaald ras.
H. Mentaliteitsverandering fokkers Kattenfokkers zullen ervan doordrongen moeten worden dat hoewel katten fokken een hobby is, het niet geheel vrijblijvend is. Men is verantwoordelijk, zowel wettelijk alsook moreel, voor het wel en wee van de katten die men heeft en de kittens die men fokt. Ook zal de gemiddelde fokker in de toekomst veel meer moeten gaan samenwerken met andere fokkers voor het welzijn van het ras. De belangen van het ras gaan voor die van de eigen cattery. Ook de bereidheid om aan diverse onderzoeken deel te nemen, zal vele malen groter moeten zijn dan nu het geval is.
I. Kennis genereren en kennisoverdracht Er zullen meer contacten moeten worden gelegd tussen enerzijds de wetenschappers en anderzijds de fokkers. Tot op de dag van vandaag hebben beide groepen grote moeite elkaar te vinden. Voorts zal er veel meer onderzoek verricht moeten worden aangaande de kat. Er is nog steeds niet veel bekend en op vele gebieden tasten we in het duister. Uiteraard zullen er fondsen gecreëerd moeten worden om dergelijke onderzoeken te kunnen bekostigen.
J. Fokverboden? De RDA, een adviesorgaan t.b.v. de overheid, heeft een rapport geproduceerd ‘Fokken met recreatiedieren' met daarin een groslijst van schadelijke erfelijke kenmerken bij katten. Tevens treft men een weegmodel aan: een methode voor het classificeren van de “ernst” van erfelijke afwijkingen.
Het weegmodel gaat uit van de criteria “gezondheid', “welzijn” en “integriteit” en neemt daarnaast de “mate van voorkomen” in de weging mee. Na lezing van dit rapport komt men tot de conclusie dat, volgens de Raad voor Dierenaangelegenheden(RDA), een aantal kattenrassen in aanmerking komen voor een fokverbod en wel:
1) de Munchkin
2) de Manx
3) de Scottish/Highland Fold
4) de Sphynx
Van de Munchkin zijn er op dit moment 6 exemplaren in Nederland. Het is een zeer jong “ras” gebaseerd op een enkelvoudig dominant overervende afwijking. Het Overleg Platform van de Nederlandse Cat Fancy (OP), waarbij nagenoeg alle kattenverenigingen in Nederland zijn aangesloten, heeft zich uitgesproken voor een fok- en showverbod (gebaseerd op het voorkomen gezondheid- en/of welzijnsproblemen binnen bepaalde rassen) van de Munchkin en de Scottish/Highland Fold. Voor de Manx en de Sphynx vindt het OP zulks niet nodig. Uiteraard verdedigen de fokkers van Munchkin en Fold hun dieren en wijzen een fok en/of showverbod van de hand. Het probleem ligt echter in het feit dat er nauwelijks onderzoek is verricht naar de gezondheids- en welzijnsproblematiek die zich binnen bovengenoemde 4 rassen zou kunnen voordoen. Een ander probleem is dat er binnen de Cat Fancy op dit moment geen breed draagvlak te vinden is voor het doorvoeren van fokverboden. Een tussen oplossing zou kunnen zijn, om bovengenoemde vier rassen bijvoorbeeld 10 jaar onder curatele te stellen en uitsluitend nadat onomstotelijk bewezen is dat het “gezonde” rassen zijn, zou men deze vrij kunnen stellen. Rucksichtloss deze 4 rassen verbieden zou het probleem slechts verplaatsen van “bovengronds” naar “ondergronds”.