Herkomst Japanse Bobtail
De oorsprong van dit ras is in het Verre Oosten te vinden. De dieren stonden ten minste duizend jaar geleden al afgebeeld op diverse kunstvoorwerpen en schilderijen in China en Japan. In oude Chinese manuscripten wordt gesproken van katten met ‘een staart in de vorm van een scepter’. In die tijd was het ras enkel in het bezit van adellijke en koninklijke families. Het ras werd sterk aanbeden en vereerd, vooral de driekleurige soort, plaatselijk gekend als de Mi-Ke. De katten worden steeds afgebeeld met een opgeheven rechtse voorpoot, als symbool van voorspoed en geluk: Maneki-neko, de kat die groet. Je vindt ze in Japan zowel in tempels als in huizen terug.
japanse bobtailDe eerste Japanse Bobtail werd rond 1960 in de Verenigde staten ingevoerd. Hij bleek bijzonder populair bij Amerikaanse en Japanse liefhebbers. Fokster E. Freret zette het eerste fokprogramma op om het ras verder te verspreiden. In 1971 stelde de C.F.A. een rasstandaard op en in 1990 werd het ras ook door de F.I.F. erkend. In Europa werd de eerste Bobtail in 1981 ingevoerd in Frankrijk. Dit waren de poes Sirikit en de kater Aikado. Ondanks de grote populariteit in de Verenigde Staten, blijft het ras zeldzaam in Europa. Ze komen maar heel zelden op kattententoonstellingen voor.
Uiterlijk Japanse Bobtail
japanse bobtailHet ras is vernoemd naar zijn kenmerkende korte staart, de Bobtail. Het ziet er uit als een pompon, zoals de staart van een konijn. Deze kenmerkende staart wordt door een recessief gen veroorzaakt. De staart kan uit één of meerdere delen opgebouwd zijn. In het laatste geval is hij opgekruld en geknikt. De staart is gemiddeld maar 5cm lang. De haren op de pomponachtige staart zijn langer dan op de rest van het lichaam.
Het ras komt voor in twee varianten, met een korte of een halflangharige vacht. De vacht is zacht en zijdeachtig, maar zonder echte ondervacht. Alle kleuren zijn toegestaan, behalve chocolate, lilac en colourpoint. Er wordt de voorkeur gegeven aan een twee- of driekleurige vacht. De Mi-Ké’s worden het meeste gewaardeerd, dit zijn de driekleurige poezen in zwart, rood en wit. De vlekken moeten duidelijk afgelijnd zijn en de kleuren egaal. De vacht heeft weinig verzorging nodig.
Japanse Bobtailkatten hebben een middelgroot lichaam. Ze zijn goed gespierd maar eerder lang en slank dan stevig gebouwd. Ze beschikken over lange dunne maar goed ontwikkelde poten. De achterpoten zijn duidelijk langer dan de voorpoten. Ze wegen gemiddeld ongeveer 2,5 tot 4 kg.
Ze hebben een driehoekige kop met fijne gelaatstrekken. Hun jukbeenderen zijn hoog en goed zichtbaar. Ze hebben een lange goed gebouwde neus en grote rechtopstaande oren. De kleur van de grote ovale ogen moet in harmonie zijn met de vachtkleur. De typische Mi-Ké’s mogen alle oogkleuren hebben en komen ook odd-eyed voor, met twee verschillende oogkleuren.
japanse bobtailKarakter Japanse Bobtail
Qua karakter is de Japanse Bobtail levendig en extravert. Het zijn heel nieuwsgierige en ondernemende katten. Zoals alle Oosterse katten hebben ze een zeer sterke persoonlijkheid. Tegenover soortgenoten en andere huisdieren zijn ze niet altijd verdraagzaam. Ze kunnen echter wel goed met kinderen overweg. Ze zijn erg speels, wat van hen uitstekende jagers maakt. Typisch aan deze Oosterse kat is zijn praatgrage karakter. Ze lijken bij het miauwen wel te ‘zingen’ met zachte stem. De Japanse Bobtail is zeer aanhankelijk en gehecht aan zijn baasjes. Hij heeft een evenwichtig karakter en kan zich vlot aanpassen zowel aan een leven op een appartement als aan een buitenleven. In tegenstelling tot de meeste katten zijn ze verzot op water!